De verschillende uitvoeringsprincipes die in dit handboek aan de orde komen zijn als volgt in te delen:
- Afgezonken Tunnels, gebouwd in (zie Afgezonken tunnel):
- een separaat bouwdok;
- de toerit;
- een scheepsdok;
- een fabriek.
- Betonconstructie, gebouwd in:
- Een bouwput met bemaling (zie Betonconstructie in bouwput met open bemaling).
- Een bouwkuip met (tijdelijke) damwanden en onderwaterbeton (zie Betonconstructie in bouwkuip met damwanden en onderwaterbeton).
- Kuipconstructie, bestaande uit:
- Permanente stalen damwanden en een vloer van onderwaterbeton met eventueel een vloer van constructiebeton (zie Bouwkuip met permanente damwanden en permanent onderwaterbeton).
- Betonnen diepwanden en een vloer van constructiebeton, eventueel gestort op een vloer van onderwaterbeton (zie Bouwkuip met diepwand en onderwaterbeton).
- Polderconstructie: Dit is een constructie met een in de grond aangebrachte kuip- of bakvormige waterdichte laag, waardoor het mogelijk is om binnen de bak of kuip het grondwaterpeil en het maaiveld permanent te verlagen. Eventueel worden natuurlijke in de bodem aanwezige waterdichte lagen, bijvoorbeeld potklei, als afsluitende laag gebruikt en in de constructie opgenomen. Varianten van polderconstructies zijn:
- Een folieconstructie, in den droge aangebracht (zie Kunstmatige polder met in den droge aangebrachte folie).
- Een folieconstructie, in den natte aangebracht (zie Kunstmatige polder met in de natte aangebrachte folie); een bijzondere vorm van deze polderconstructie is de U-polder, waarbij de folie binnen een (tijdelijke) bouwkuip in de natte wordt afgehangen (zie Kunstmatige polder in de vorm van een U-polder).
- Een constructie, bestaande uit een natuurlijk aanwezige of kunstmatig aangebrachte waterremmende bodemlaag en in de grond aangebrachte cement-bentoniet wanden of stalen damwanden als grondwaterkering (zie Kunstmatige polder met cement-bentonietwand of stalen damwanden).
- Een constructie, bestaande uit een natuurlijk aanwezige of kunstmatig aangebrachte waterremmende bodemlaag en in de grond aangebrachte damwanden als grond- én grondwaterkering.
figuur 46.1 t/m figuur 46.5 geven een schematisch overzicht van de uitvoeringsvarianten.
Voor de te kiezen wijze van uitvoeren zijn de grondgesteldheid en geohydrologische omstandigheden ter plaatse, in relatie tot de diepteligging van de tunnel van groot belang. Bij het ontwerp van een tunnel is het zeer belangrijk om deze variaties in kaart te brengen en ook gebruik te maken van de omstandigheden ter plaatse. Zo kan het gebruik van een natuurlijke waterdichte laag, of het bemalen een onderwaterbetonvloer besparen en kan het variëren in hoogteligging de kosten van de funderingsconstructie significant reduceren. Uiteraard zijn op de keuze voor wijze van uitvoeren ook diverse andere zaken in relatie tot de omgeving van groot belang, zoals de beschikbare ruimte, gevoeligheid voor trillingen of grondwaterstandsverlagingen etc..
CSM = Cutter Soil Mix
MIP = Mixed In Place