Navigatie in het document kan op de volgende manieren geschieden:

  • Door in het linker deelvenster door te klikken van hoofdonderwerp naar subonderwerpen, totdat het gewenste subonderwerp is bereikt.
  • Door het invoeren van een zoekterm.
  • Door binnen een eenmaal geopend artikel door te klikken op hyperlinks in de tekst.

Het handboek is ingedeeld in een vijftal hoofdonderwerpen:

  • In ‘Introductie’ worden definities en terminologie vastgelegd, wordt ingegaan op de geometrie van tunnels voor verschillende doeleinden en worden bouwmethoden beschreven.
  • In ‘Ontwerpaspecten’ worden allereerst de algemene eisen en beoordelingscriteria omschreven en wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwerpaspecten voor de uitvoering en de uiteindelijk te bouwen constructie. Hierbij komen zowel aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, als ontwerpmethoden aan bod.
  • In ‘Ontwerpaspecten Definitieve constructie’ en ‘Ontwerpaspecten Uitvoering’ komen de best practices aan bod, waarbij voor zover mogelijk onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke en permanente constructies. Met tijdelijke constructies wordt hier vooral verwezen naar constructies die spelen in de bouwfase, dus onder dit hoofdonderwerp zijn de verschillende uitvoeringsprincipes ook uitgebreid terug te vinden.
  • In ‘Uitvoering’ tenslotte worden het uitvoeringsproces en verschillende uitvoeringsmethoden beschreven.

De keuze van het bemalingssysteem wordt bepaald door de gewenste grondwaterstandsverlaging en de doorlatendheid van de te bemalen grondlagen.

In principe zijn er twee bemalingssystemen, zie figuur 166.1 en figuur 166.2:

  • Strengbemaling of vacuümbemaling: Het water wordt door vacuümpompen boven de grond via de bovenleiding aangezogen. Voor een geringe verlaging, 3 m bij goed doorlatende grond tot 8 m bij slecht doorlatende grond kan worden volstaan met een strengbemaling zonder haalbuis. Een strengbemaling met haalbuis wordt toegepast voor verlagingen van 6 tot 10 m.
  • Zwaartekrachtbemaling of bronbemaling: Het water word opgestuwd door een pomp in de bemalingsput. De te behalen waterstandsverlaging is met dit systeem in principe onbeperkt. Filterdiepte, pompcapaciteit, opvoerhoogte en onderlinge putafstand worden afgestemd op het gewenste resultaat.

Figuur 166.1 - Bouwput met open bemaling

Naast bovengenoemde bemalingen bestaan ook de volgende bemalingen:

  • Indien onder de bouwput een waterremmende (klei)laag aanwezig is, kan door de grondwaterstandsverlaging gevaar bestaan voor opbarsten van de kleilaag en bouwputbodem. In dat geval moet de waterspanning onder de kleilaag verlaagd worden door middel van spanningsbemaling, zie figuur 166.3, figuur 166.4 en figuur 166.5. Omdat het hierbij meestal om relatief diep gelegen lagen gaat, wordt hiervoor veelal een zwaartekrachtbemaling toegepast.
  • Indien het nodig is de invloed van de bemaling op de omgeving te beperken wordt een retourbemaling toegepast, zie figuur 166.5. Het opgepompte water wordt in de nabijheid van de bouwput weer in de bodem geïnjecteerd. Hiermee wordt het oppervlakte van het gebied met grondwaterstandsverlaging kleiner gehouden.
  • In mindere mate wordt dit laatste effect bereikt met een getrapte bemaling, zie rechterdeel van figuur 166.1. Dit type bemaling kan eventueel ook toegepast worden als met behulp van een strengbemaling toch een diepe bouwput moet worden bemalen.

Indien ook de bouwruimte beperkt is, wordt de bouwput geheel of gedeeltelijk voorzien van bouwputwanden, zie figuur 166.4.

Een belangrijk aandachtspunt in geval van toepassing van bemaling is de hiervoor veelal benodigde vergunning. Of deze nodig is dient in verband met de doorlooptijd vroegtijdig in het proces te worden nagegaan.. Zie ook Vergunningen en Omgevingsmanagement.

Figuur 166.2 - Typen bemaling

 

Figuur 166.3 - Gecombineerde spannings- en strengbemaling

 

Figuur 166.4 - Bouwkuip met spanningsbemaling

 

Figuur 166.5 - Retourbemaling