Navigatie in het document kan op de volgende manieren geschieden:

  • Door in het linker deelvenster door te klikken van hoofdonderwerp naar subonderwerpen, totdat het gewenste subonderwerp is bereikt.
  • Door het invoeren van een zoekterm.
  • Door binnen een eenmaal geopend artikel door te klikken op hyperlinks in de tekst.

Het handboek is ingedeeld in een vijftal hoofdonderwerpen:

  • In ‘Introductie’ worden definities en terminologie vastgelegd, wordt ingegaan op de geometrie van tunnels voor verschillende doeleinden en worden bouwmethoden beschreven.
  • In ‘Ontwerpaspecten’ worden allereerst de algemene eisen en beoordelingscriteria omschreven en wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwerpaspecten voor de uitvoering en de uiteindelijk te bouwen constructie. Hierbij komen zowel aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, als ontwerpmethoden aan bod.
  • In ‘Ontwerpaspecten Definitieve constructie’ en ‘Ontwerpaspecten Uitvoering’ komen de best practices aan bod, waarbij voor zover mogelijk onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke en permanente constructies. Met tijdelijke constructies wordt hier vooral verwezen naar constructies die spelen in de bouwfase, dus onder dit hoofdonderwerp zijn de verschillende uitvoeringsprincipes ook uitgebreid terug te vinden.
  • In ‘Uitvoering’ tenslotte worden het uitvoeringsproces en verschillende uitvoeringsmethoden beschreven.

Om de grootte van de spanningen door de hierboven genoemde oorzaken te beperken, wordt een tunnel in moten verdeeld. Hierbij wordt de wapening telkens onderbroken op de overgang van 2 moten. Hierdoor ontstaan tussen de moten zogenaamde dilatatievoegen. Veelal worden deze voegen dusdanig uitgevoerd dat deze geen enkele kracht kunnen overbrengen. Een dergelijke constructieve onderbreking tussen de moten aan weerszijden maakt deformatieverschillen mogelijk zonder dat dat leidt tot spanningen in de constructie.

In afwijking van het bovenstaande worden dilatatievoegen soms van kraag- of tandconstructies voorzien, waarmee wél dwarskracht, maar geen moment of normaalkracht kan worden overgebracht. Doel hiervan is om deformatieverschillen tussen tunnelmoten te voorkomen. Daarnaast worden in sommige gevallen tunnelmoten koud tegen elkaar gestort, waardoor de doorsnede wel normaalspanningen (uitsluitend druk) kan overbrengen.

Dilatatievoegen dienen te worden voorzien van een voorziening, bijvoorbeeld een rubberen voegstrook, om ze waterdicht te maken. De noodzaak tot waterdichtheid geldt uiteraard onder, maar ook boven de grondwaterstand, omdat er tijdens perioden van regenval altijd sprake kan zijn van door de bovenlagen passerend grondwater.

Afstanden tussen de dilatatievoegen kunnen verschillen van project tot project. Belangrijke overwegingen die deze afstand bepalen zijn:

  • De te verwachten krimp van het beton tijdens het uitharden.
  • De te verwachten vervormingen van de constructie als gevolg van temperatuurwisselingen in de gebruiksfase; meestal vooral veroorzaakt door seizoensinvloeden.
  • Deformatieverschillen van de fundering.
  • Praktische overwegingen betreffende de omvang van elke stort (van beton).

In de praktijk leiden deze overwegingen veelal tot afstanden van circa 25 m.

Samengevat wordt met een dilatatievoeg het volgende beoogd om grote spanningen in het beton ten gevolge van temperatuurvariaties en ongelijkmatige zettingen te voorkomen. Aandachtspunten hierbij zijn:

  1. Het mogelijk maken van enige verschilverplaatsing in lengterichting en enige verschilrotatie om de as van de tunnel, op de overgang tussen twee aanliggende moten.
  2. Het garanderen van de waterdichtheid en gronddichtheid van de voeg aan de buitenzijde en het vuildicht en brandwerend maken aan de binnenzijde.
  3. In sommige gevallen het garanderen van de luchtdichtheid, bijvoorbeeld bij de afscheiding tussen verkeersbuis en het vluchtkanaal.

Stubeco heeft in 2007 een rapport over ontwerp en de uitvoering van dilatatievoegen uitgebracht: [131].