Voorafgaand aan het werk dient een archeologisch vooronderzoek te worden uitgevoerd. Dit kan bestaan uit een bureauonderzoek en een inventariserend boor- en proefsleuvenonderzoek. Indien daarbij archeologische resten zijn gevonden of duidelijk is geworden of en waar die resten te verwachten zijn, worden doorgaans door opgraving de vindplaatsen onderzocht. Op die manier is de informatie gedocumenteerd en veilig gesteld en voldoet de aannemer aan de zorgplicht.
Tijdens het ontgraven kunnen echter altijd nog toevalsvondsten worden gedaan. Indien deze kans zich voordoet, wordt de aannemer vaak gevraagd om een Protocol Toevalvondsten op te stellen waarin staat hoe de aannemer vorm geeft aan de meldplicht. De verplichting om archeologische vondsten te melden bij de overheid en om de vondsten beschikbaar te houden voor wetenschappelijk onderzoek, is wettelijk vastgelegd. In voorkomende gevallen wordt in overleg bepaald wat er met de vondsten moet worden gedaan. De overheid heeft de wettelijke mogelijkheid om het werk stil te leggen, indien de minister dit expliciet verordonneert.