Voor het plaatsen van folies moet de bodem met voldoende nauwkeurigheid worden afgegraven. Volgens CUR publicatie 221 Folieconstructies voor verdiept aangelegde infrastructuur [96] zijn de volgende toleranties in de praktijk goed haalbaar gebleken:
Uitvoering in den natte:
- Voor de bodem:
- de absolute hoogte mag maximaal 0,05 m hoger zijn t.o.v. de in het ontwerp aangehouden hoogte;
- de tolerantie op de hoogteligging van de grondslag mag maximaal 0,20 m ten opzichte van de gemiddelde hoogte bedragen.
- Voor de taluds:
- alleen als het door de ontwerper is aangegeven mogen grotere toleranties dan voor de bodem worden toegepast;
- de helling van de grondslag mag maximaal 0,30 m per m’ bedragen.
Figuur 591.1 - Tolerantie bij aanleg in den natte
Uitvoering in den droge:
- Voor bodems en taluds:
- de absolute hoogte mag maximaal 0,05 m hoger zijn t.o.v. de in het ontwerp aangehouden hoogte;
- de tolerantie op de hoogteligging van de grondslag mag maximaal 0,10 m t.o.v. de gemiddelde hoogte bedragen;
- de helling van de grondslag mag maximaal 0,10 m per m’ bedragen.
De genoemde afwijkingen zijn inclusief de meetnauwkeurigheid van de meting.
Rijkswaterstaat heeft in de Richtlijn Toleranties t.b.v. Betonconstructie [94] uit juni 1997 van de hoofdafdelingen Droge Infrastructuur en Projectuitvoering en Diensten ook toleranties vastgelegd voor folieconstructies.
Figuur 591.2 - Tolerantie bij uitvoering in den droge