Navigatie in het document kan op de volgende manieren geschieden:

  • Door in het linker deelvenster door te klikken van hoofdonderwerp naar subonderwerpen, totdat het gewenste subonderwerp is bereikt.
  • Door het invoeren van een zoekterm.
  • Door binnen een eenmaal geopend artikel door te klikken op hyperlinks in de tekst.

Het handboek is ingedeeld in een vijftal hoofdonderwerpen:

  • In ‘Introductie’ worden definities en terminologie vastgelegd, wordt ingegaan op de geometrie van tunnels voor verschillende doeleinden en worden bouwmethoden beschreven.
  • In ‘Ontwerpaspecten’ worden allereerst de algemene eisen en beoordelingscriteria omschreven en wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwerpaspecten voor de uitvoering en de uiteindelijk te bouwen constructie. Hierbij komen zowel aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, als ontwerpmethoden aan bod.
  • In ‘Ontwerpaspecten Definitieve constructie’ en ‘Ontwerpaspecten Uitvoering’ komen de best practices aan bod, waarbij voor zover mogelijk onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke en permanente constructies. Met tijdelijke constructies wordt hier vooral verwezen naar constructies die spelen in de bouwfase, dus onder dit hoofdonderwerp zijn de verschillende uitvoeringsprincipes ook uitgebreid terug te vinden.
  • In ‘Uitvoering’ tenslotte worden het uitvoeringsproces en verschillende uitvoeringsmethoden beschreven.

Specifieke aandachtspunten

Artikel nr. 592

De meest kritieke factor bij toepassing van een folieconstructie is het voorkomen van beschadigingen aan de folie tijdens de uitvoering. Naast de eerder genoemde maatregelen, dienen plooien en vouwen in de folie te zijn voorkomen en moet de folie bij gebruik van lasapparatuur en snijbranders goed beschermd worden.

 

Indien de folie wordt afgezonken, dient de bodem vooraf te worden gecontroleerd op de aanwezigheid van een sliblaag. Vaak is het nodig om na het ontgraven het slib eerst te laten bezinken en de bodem vervolgens op te schonen alvorens de folie af te zinken.

 

Om opbarsten te voorkomen, dient de freatische grondwaterstand tijdens het werk te worden gemonitord, evenals de stijghoogte in de onderliggende watervoerende lagen binnen het invloedsgebied. Om dezelfde reden moet de waterstand in de put (foliepolderpeil) tijdens het graven, leggen van de folie en aanvullen nauwkeurig worden gemeten.

 

Tijdens verdichting kunnen er zettingen optreden, waarbij de folie onder spanning komt te staan. Het kielspit dient daarom op een later tijdstip te worden uitgevoerd.