Navigatie in het document kan op de volgende manieren geschieden:

  • Door in het linker deelvenster door te klikken van hoofdonderwerp naar subonderwerpen, totdat het gewenste subonderwerp is bereikt.
  • Door het invoeren van een zoekterm.
  • Door binnen een eenmaal geopend artikel door te klikken op hyperlinks in de tekst.

Het handboek is ingedeeld in een vijftal hoofdonderwerpen:

  • In ‘Introductie’ worden definities en terminologie vastgelegd, wordt ingegaan op de geometrie van tunnels voor verschillende doeleinden en worden bouwmethoden beschreven.
  • In ‘Ontwerpaspecten’ worden allereerst de algemene eisen en beoordelingscriteria omschreven en wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwerpaspecten voor de uitvoering en de uiteindelijk te bouwen constructie. Hierbij komen zowel aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, als ontwerpmethoden aan bod.
  • In ‘Ontwerpaspecten Definitieve constructie’ en ‘Ontwerpaspecten Uitvoering’ komen de best practices aan bod, waarbij voor zover mogelijk onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke en permanente constructies. Met tijdelijke constructies wordt hier vooral verwezen naar constructies die spelen in de bouwfase, dus onder dit hoofdonderwerp zijn de verschillende uitvoeringsprincipes ook uitgebreid terug te vinden.
  • In ‘Uitvoering’ tenslotte worden het uitvoeringsproces en verschillende uitvoeringsmethoden beschreven.

Werkwijze storten onderwaterbeton

Artikel nr. 638

Voor aanvang van het storten controleren duikers of de damwandkassen en trekpalen schoon zijn. Bij toepassing van stalen H-profielen als MV-palen dienen de gesloten zijden haaks op de stortrichting te worden geheid (fout bij de Zeeburgertunnel). Eventueel overtollig slib (laagdikte > 20 mm) wordt verwijderd met bijvoorbeeld een TOYO, airlift of DOP pomp. Paalkoppen worden gecontroleerd op beschadigingen van ribbels. Tevens dient een inpeiling van de bodem plaats te vinden. Voor iedere damwandkas wordt gecontroleerd of er voldoende diep is ontgraven. Indien nodig worden de damwandkassen en paalkoppen schoongespoten. In geval van GEWI-palen wordt onder water de schotel t.b.v. verankering onderwaterbeton door duikers aangebracht.

Het aangevoerde onderwaterbeton wordt gelost in een betonpomp. De betonpomp lost het beton in de ontvangtrechter van de Hopdobber. Aan de ontvangtrechter is een verticale stortbuis bevestigd. Aan de onderzijde hiervan zit een schotel met een diameter van bijvoorbeeld 1,2 m. De schotel drijft ca. 20 à 25 centimeter in het beton zodat ontmenging van het beton uitgesloten is. Dit is een aandachtspunt bij toepassing van gewapend onderwaterbeton.

Wanneer de Hop-dobber m.b.v. de stortkar de volledige lengte van de traverse, dit is in de richting dwars op de as van de tunnel, heeft afgelegd, wordt de traverse doorgereden.

Storten van het onderwaterbeton gebeurt met een afsluiter. Het proces wordt gecontroleerd door een bovenwater peilploeg met behulp van handpeilloden. De duiker bij de stortbuis controleert op extreme relatieve hoogteverschillen en een goede aanvulling rond de palen en in de damwandkassen.

Indien nodig zuigt een slibpomp, een paar meter voor de Hop-dobber uit, het opgestuwde slib weg. De slibpomp wordt door duikers bediend. Het slib wordt d.m.v. een leiding afgevoerd naar het slib/grond depot.

Tijdens het storten wordt de waterstand op een constant peil gehouden. Dit kan middels een pomp worden geregeld of door in de damwand een overlaat te creëren. Het uitkomend water wordt opgevangen in een container waarna het wordt afgevoerd. Om een eventuele inwaartse stroming in de bouwkuip, waarmee gronddeeltjes of slib in suspensie kan komen, te voorkomen, moet de waterstand in de kuip enigszins opgezet, minimaal 0,10 m, worden t.o.v. de grondwaterstand.

Ter bepaling van het tijdstip van droogpompen worden in het onderwaterbeton thermokoppels ingestort en met behulp van de gewogen rijpheidsmeting de sterkteontwikkeling bepaald. Aan de hand van de ijkgrafiek wordt bepaald op welk moment het beton de gewenste rijpheid en dus sterkte heeft bereikt. Daarna mag de kuip volledig droog gepompt worden. Na het leegpompen kan de laatste controle plaatsvinden, de visuele eindcontrole.

Een typische onderwaterbetonploeg bestaat uit de volgende personen:

  • een uitvoerder/duiker;
  • een duikploeg voor de begeleiding en controle stort;
  • een duikploeg voor de controle van het stortfront;
  • de peilploeg;
  • de duikploeg voor de eindcontrole;
  • de monteur/elektricien;
  • de pompmachinist;
  • de pompbediende;

Afhankelijk van de situatie kan een duikploeg meerdere taken verrichten.

Figuur 638.1 - Onderwaterbetonvloer in bouwkuip