Navigatie in het document kan op de volgende manieren geschieden:

  • Door in het linker deelvenster door te klikken van hoofdonderwerp naar subonderwerpen, totdat het gewenste subonderwerp is bereikt.
  • Door het invoeren van een zoekterm.
  • Door binnen een eenmaal geopend artikel door te klikken op hyperlinks in de tekst.

Het handboek is ingedeeld in een vijftal hoofdonderwerpen:

  • In ‘Introductie’ worden definities en terminologie vastgelegd, wordt ingegaan op de geometrie van tunnels voor verschillende doeleinden en worden bouwmethoden beschreven.
  • In ‘Ontwerpaspecten’ worden allereerst de algemene eisen en beoordelingscriteria omschreven en wordt onderscheid gemaakt tussen de ontwerpaspecten voor de uitvoering en de uiteindelijk te bouwen constructie. Hierbij komen zowel aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, als ontwerpmethoden aan bod.
  • In ‘Ontwerpaspecten Definitieve constructie’ en ‘Ontwerpaspecten Uitvoering’ komen de best practices aan bod, waarbij voor zover mogelijk onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke en permanente constructies. Met tijdelijke constructies wordt hier vooral verwezen naar constructies die spelen in de bouwfase, dus onder dit hoofdonderwerp zijn de verschillende uitvoeringsprincipes ook uitgebreid terug te vinden.
  • In ‘Uitvoering’ tenslotte worden het uitvoeringsproces en verschillende uitvoeringsmethoden beschreven.

Voorbereidende werkzaamheden

Artikel nr. 142

Zie ook [10] bijlage 2, code O1.10.

Alvorens gestart kan worden met de uitvoering van werkzaamheden (plaatsen keerwanden, ontgraven bouwput, installeren van palen, bouwen van constructie) moet de ondergrond “functievrij” of “bouwrijp” worden gemaakt. Dat betekent dat zowel de bovengrondse als ondergrondse objecten moeten worden verwijderd of verplaatst. In dit geval zijn de ondergrondse objecten van belang, namelijk het verwijderen van dergelijke obstakels kan ook invloed hebben op de omgeving. Denk hierbij dan vooral aan een “kleine bemaling” om een oude riolering te verwijderen, zware werkzaamheden zoals het stukboren van bijvoorbeeld oude kademuren, of het verleggen van kabels en leidingen dicht bij bebouwing. De impact van juist deze activiteiten wordt vaak onderschat en geeft soms toch (te) grote vervormingen en brengt daarmee ook schade aan de omgeving toe. Ook kan het verleggen van kabels en leidingen grote invloed hebben op de planning, onder meer door vertragingen en beperkte tijdsvensters (seizoenen) waarbinnen werkzaamheden mogen plaatsvinden.

Soms kunnen de obstakels de vorm hebben van bommen en granaten vanuit de 2e wereldoorlog (blindgangers). Uit een historisch onderzoek kan snel blijken of dit gevaar aanwezig is (de omgeving bij een brug, spooremplacementen e.d. zijn in principe op voorhand verdachte plaatsen). Als daar aanleiding toe is kunnen de volgende detectietechnieken worden gebruikt:

  • Meersonde gradiometer bij oppervlakte detectie;
  • Grondradar bij oppervlakte detectie;
  • Magnetometersonderingen bij diepte detectie;
  • Gradiometer en metaaldetector bij benaderen.

Bij aanwezigheid van explosieven dienen deze natuurlijk voor de bouw van het nieuwe kunstwerk geruimd te worden.

Een complicatie kan zijn dat andere achtergebleven obstakels, b.v. heipalen in de ondergrond achtergebleven als restonderdeel van het gebombardeerde, de detectiemetingen ernstig kunnen verstoren, met vele valse alarmen tot gevolg. De Noordtunnel is toentertijd b.v. in gebombardeerd gebied aangelegd. De nu in aanbouw zijnde Combitunnel Nijverdal ligt ook in gebombardeerd gebied.

Tot slot kan het grondonderzoek (boringen en sonderingen) leiden tot schade aan kabels en leidingen, en kan het kortsluiting tussen watervoerende pakketten veroorzaken.